Vijf

Ik heb in de loop der jaren van verschillende mensen gehoord hoe het – volgens hen – zit met de oerknal en met Darwin. Soms vroeg ik het me echt af en andere keren was het gewoon een interessant onderwerp om over te brainstormen. Het is nog niemand gelukt om me te overtuigen van Darwins gelijk. Niemand wist er genoeg over om al mijn vragen te beantwoorden. Waarschijnlijk was Charles Robert Darwin de enige die mij de evolutietheorie perfect kon uitleggen. Hij – een natuuronderzoeker – had bedacht dat we niet gemaakt zijn naar Gods beeld, als Zijn gelijkenis, opdat we heersen over de vissen der zee en over de gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruipt, maar dat wij ‘slechts’ dieren zijn. Ondertussen wel een sterk verbeterde versie. Zoiets als een elf keer geëvolueerde vuurpokemon. Maar dan afkomstig van een aap. Ofzo.
Een definitieve titel voor deze spontane blog is er nog niet; maak daarom zelf een keuze en stuur het antwoord naar info@dianadonau.nl:

  1. Lavendel stroopwafels
  2. Witte apen, zwarte apen
  3. Ja nou, ik ben geen God
  4. Een harde knal
  5. Joost knows best

(NB: De gebruikte namen zijn om privacyredenen bijna allemaal gefingeerd.)

EEN
Onder het genot van een kopje thee en heel veel koekjes bij Tinkiewinkie
thuis:
Diana: “Dus er was niets en toen ontplofte het en zo is het leven
ontstaan?”
Tinkiewinkie: “Er was wel iets. Dát ontplofte en dat was het begin van
alles.”
Diana: “Wat was dát dan?”
Tinkiewinkie: “Dat weet ik niet.
Diana: “En wáár was dát dan?
Tinkiewinkie: “Dat weet ik ook niet. Geen idee eigenlijk. Wil je nog wat
thee?”
Diana: “Ja graag.”
Tinkiewinkie: “Koekje erbij?”
Diana: “Ooh ja, deze zijn lekker. Mag ik er twee?
Tinkiewinkie: “Neem maar zoveel je wilt. Ik heb nog twee pakken in de
kast, Ze waren in de aanbieding.”
Diana: “Yes!…Maar. Als je het dan toch niet zeker weet en vrij
bent om te geloven wat je wil, dan geloof je toch liever
dat je door God bent gemaakt, prachtig en naar Zijn
evenbeeld dan dat je een of andere geëvolueerde aap
bent?”
Tinkiewinkie: “Tja, er zijn heel veel mensen die dat liever geloven…”
Diana: “Maar jij niet?”
Tinkiewinkie: “Ik geloof dat Darwin gelijk heeft.”
Diana: “Oh, ok. Ik geloof God.”
Tinkiewinkie: “Mooi, dan zijn we eruit. Wil je nog thee?
Diana: “Ja graag.”


TWEE
Diana zoekt op het internet naar plaatjes van apen om Laalaa ervan te
overtuigen dat het echt andere creaties zijn dan mensen:

Laalaa: “Deze apen lijken wel een beetje op sommige mensen die ik
ken.”
Diana: [zucht] “Maar die apen zijn zeker knapper?”
Laalaa: “…en vriendelijker.”

DRIE
’s Avonds laat aan de telefoon met ABFF (A staat voor also) Winnie de Poe:
Winnie de Poe: “Ik denk dat er in het begin zoiets was als de perfecte
harmonie. Je weet wel, net als Yin en Yang. En daar is de
aarde en al het leven erop uit voortgekomen.”
Diana: “Maar waar was die harmonie dan in? Of op? Er was toch
nog niets?”
Winnie de Poe: “Ja nou dat weet ik ook niet precies hoor. Ik ben geen
God!”
Diana: “Haha, nee, gelukkig niet! Slaap lekker!”
Winnie de Poe: “Slaap lekker!”


VIER
Op een verjaardag. Aan het einde van de avond wordt Diana aangesproken door Knorretje en ineens gaat het gesprek over de oerknal:
Knorretje: “De oerknal kwam door God. Dat dééd God. Hij sprak. Zijn
Woord en dát was die knal. En daarna was er licht.”
Diana:   “Oh, je bedoelt zoiets als donder en bliksem tegelijk?’’
Knorretje: “Ja, dat. Maar dan écht hard. Zo is de aarde ontstaan.”

VIJF
De vijfde uitleg komt van Joost. Joost is helaas overleden. Maar ik ben nog niemand tegengekomen die het zo mooi kon vertellen als hij:
Joost: “In the beginning, there was God. He made the earth, and
the heavens. He gave us light to rule the day. And another
light to rule the night. The Lord, thy God. Made, He made
the seas. He made the fruit upon the trees. When He saw,
when He saw that it was good. He made a man, made a
man. Only  He could, only He could God made you .God
made me too. He made us all. Made us all equally…”

Ik ben het met Joost eens. Maar als jij er anders over denkt: gebruik het e-mailadres dat hierboven vermeld staat om jouw versie door te geven en schrijf er meteen een titel boven.

Ik weet niet wat Darwin zou zeggen als hij weg ging: daag? tot ziens? of gewoon niets omdat hij het te druk had om te groeten? In de bijbel staat in ieder geval een mooie afsluiting – 2 Korinthiers 13-13:

“De genade van de Heere Jezus Christus, de liefde van God en de
gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.”

Fijne dag.



Pom-zonder-kip

Hallo lieve God,

Morgen is het zover. Dan herdenkt de wereld de geboorte van Uw zoon. Het zou daarom logisch zijn dat ik nu al het kerstverhaal vertel. Maar, dit wilde ik ook even delen:

Bijna 49 jaar lang jaar lang vierde ik op 2e Kerstdag de verjaardag van mijn papa, Ludwig Johannes Donau. Op 1e Kerstdag vierden we de geboorte van Uw Zoon, maar 26 december draaide het om Ludwig, later opa Loetie. Op beide dagen stond er bij ons thuis altijd pom op het menu. Helaas is Ludwig Johannes op woensdag 2 mei 2018 overleden en viel er dat jaar op 26 december voor mij niets meer te vieren. Ook omdat ik van Jezus wel wist dat Hij leeft, maar mijn vaders lichaam is gecremeerd en ik was er niet zeker van waar zijn ziel en zijn geest waren. Gelukkig liet U mij onlangs via Tessalonicenzen 4:13 en 14 weten dat ook de rest goed terecht is gekomen:

“Broeders en zusters, wij willen u niet in het ongewisse laten over de doden, zodat u niet hoeft te treuren, zoals zij die geen hoop hebben. Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan, moeten wij ook geloven dat God door Jezus de doden naar zich te zal leiden, samen met Jezus zelf.”

En dus kan ik dit jaar met een gerust hart de festiviteiten die bij 2e Kerstdag horen, weer oppakken en  uiteraaard pom eten. Want dat hóórt nu eenmaal bij die dag.

Zelfs toen ik eind jaren 90 besloot om – zonder reden –  geen vlees meer te eten en mama weigerde om pom-zonder-kip te maken: “Dan eet je maar wat anders, in pom hóórt nou eenmaal kip” at ik op papa’s verjaardag pom. Speciaal voor mij maakte hij er één met tofoe. Kleiner dan die met kip, maar ik mocht hem helemaal alleen opeten. (Zijn nieuwe gezin en hij vonden namelijk ook dat er kip in pom hoort.) Later ben ik weer vlees gaan eten, voornamelijk omdat ik toch weer van mijn moeders pom wilde eten, maar er is geen jaar voorbij gegaan dat ik niet heb teruggedacht aan mijn privé pom – my private joy -, vooral als ik met mijn broers en mijn moeder weer eens een discussie heb over wie het laatste stukje meer verdient.

Nu, in 2019, eet mijn 20-jarige dochter al een paar jaar geen vlees meer en weigert mijn moeder nog steeds om pom-zonder-kip te maken.  Maar, voor haar kleindochter pulkt ze wel – met een piepklein dessertvorkje – de stukjes kip uit een speciaal voor mijn dochter afgesneden stuk. Want net zoals mijn moeder vindt dat kip in pom hoort, vindt ze ook dat iedereen die met kerst bij haar komt eten, een stukje pom moet nuttigen. Zelfs als je vegetariër bent.

Vroeger was dat trouwens wel anders. Ik moest eten wat de pot schafte. Niets ‘zonder eten naar bed’; gewoon aan tafel blijven zitten tot je bord leeg is. Ook de blakka ai pesi in de moksi alesie die ik absoluut niet lekker vond, heb ik daarom ‘gewoon’ opgegeten omdat ik om één uur ’s nachts toch echt naar bed wilde. Maar toen mijn dochter zei dat ze die boontjes niet lustte, zei mijn moeder: “Oh, wacht maar even,” en ze viste vervolgens zorgvuldig, met een theelepeltje, alle boontjes uit mijn dochters bord.

Omdat er dit jaar nóg meer familie is waarmee apart kerst gevierd moet worden, ga ik 24 december ook een pom maken. Want net als mijn ouders en vele Surinamers met hen, vind ook ik dat pom bij kerst hoort. En omdat ik net als mijn dochter geen vlees meer eet, ga ík voor POM-ZONDER-KIP. Ik gebruik geen tofoe zoals mijn vader deed, maar ‘vegetarische stukjes’ van de Albert Heijn (niet van echte kip te onderscheiden, behalve dat je het rauw en ongekruid kunt kauwen, doorslikken en dat het dan toch lekker is) en geen zoutvlees zoals sommigen, maar stevige stukjes gezouten champignon. Verder houd ik het recept van Ludwig Johannes Donau aan. Om niet te vergeten wat ik precies heb aangepast heb ik tussendoor foto’s  gemaakt. Ik schrijf het nog wel een keer uit, zodat wie ook vegetarische pom wil maken, het kan nadoen.

Amen

PS: Ik zal in het recept zetten dat wanneer de pom met kerst gegeten wordt, het belangrijk is om éérst Mattheus 1:18 en daarna ook nog Lucas 2:1-20 (voor te )lezen voordat men van de pom gaat genieten. Want uiteindelijk draait het allemaal om het Jezus. Zelfs op 2e Kerstdag.

Zombie Snail (3)

Omdat ik van mezelf niet meer mag staren naar plaatjes van slakken die overgenomen zijn door de Leuchochloridium paradoxum, heb ik hem maar getekend, zodat ik toch naar de Zombie Snail kan kijken:

Foto ZS

Ik heb ook een filmpje gemaakt dat het proces weergeeft. Ik vind het zelf goed gelukt. Zo goed, dat ik het niet plaats omdat ik niemand nachtmerries wil bezorgen. Mocht je het filmpje willen bekijken, stuur dan een mailtje naar: info@dianadonau.nl.

 

Zombie Snail (2)

Vorige week zag ik op Facebook een filmpje over de Zombie Snail. Ik weet nog steeds niet wat ik daarvan moet vinden. Eng? Fascinerend? Vies? Verontrustend? Het heeft een paar dagen geduurd voordat ik sommige beelden van dat filmpje uit mijn hoofd kreeg. Ik besloot de Zombie Snail op te zoeken via Google. Ik hoopte eigenlijk te lezen dat het een grapje was; dat de maker een fan is van SpongeBob Squarepants en dat hij geïnspireerd was door aflevering 24 van seizoen 4: ‘De gekke slakkenziekte’. Maar ik ontdekte slechts dat er zes jaar geleden ook al heel veel over dit fenomeen geschreven is. En dat mensen, omdat ze slakken eten, ook geïnfecteerd kunnen raken. En dat ik me nu zorgen kan gaan maken over een zombie Apocalyps.

Ik weet niet of de naam Zombie Snail is verzonnen door de jongeman die zes jaar geleden over dit diertje schreef, of dat het de echte, wetenschappelijke benaming is voor een slak die eruit ziet alsof zijn ogen van bewegende kente (traditionele Ghanese stof) zijn gemaakt. Ik noem de Zombie Snail voor het gemak Gerrit, naar de huisslak van SpongeBob.

Voor wie niet weet hoe het komt dat gewone, schattige slakken ineens zijn veranderd in een bezeten Gerrit, zal ik uitleggen wat er is gebeurd:

Er was eens een parasiet, Leuchochloridium paradoxum, die werd opgegeten door een vogel. De parasiet legde eitjes in de vogel. De vogel poepte de eitjes uit. Toen kwam er een slak en die snoepte van de vogelpoep, waardoor hij de eitjes van de parasiet met de lange naam binnen kreeg. De eitjes van de parasiet ontwikkelden zich in de slak tot wormen en als een soort lintworm pikten ze al het eten in dat de slak tot zich nam. Vervolgens namen ze de besturing van het lichaam van de slak over en nestelden ze zich in de tentakels op de kop van de slak, die veranderden van dunne buisjes in dikke, felgekleurde, bewegende voelsprieten. Gewoonlijk zoekt een slak donkere plekjes op en beweegt vervolgens nauwelijks. Maar de parasiet die zijn lichaam had overgenomen, stuurde het lichaam van de slak naar open plekken of klom zo hoog mogelijk in bomen zodat vogels de slak zagen en dachten dat zijn felgekleurde, bewegende voelsprieten rupsen waren. De vogels pikten de voelsprieten van de kop van de slak. Daarna groeiden er weer nieuwe aan – dat kan bij een slak – en de volgende parasiet stond alweer klaar om te dansen. Ondertussen vloog de vogel verder, poepte weer en toen kwam er een slak en de rest is geschiedenis. Einde.

Toen ik voor de eerste keer over dit proces las, liepen de koude rillingen me over de rug. ‘Slakken eten’ stond hoog op mijn bucket-list. Maar nu ik dit weet, moet ik van mezelf iets anders verzinnen.

In het artikel over de Zombie Snail stond ook dat dit alles een onderdeel van The Circle of life is. Ik kan nu niet meer naar The Lion King kijken zonder aan een bezeten Gerrit te denken…

kentekentekente

Zombie Snail (1)

Mijn laatste blog is van oktober 2017. Ik wilde in november en december en in de maanden daarna ook blogs schrijven. (Bloggen is leuk en ik heb ideeën zat.) Maar het lukte niet. Mijn heup was versleten en dat zorgde ervoor dat ik 24/7 pijn had. Ik kon zelfs niet meer zonder hulp lopen. Als ik niet aan Juri’s arm hing, steunde ik op mijn mooie, paarse kruk. Die stond zelfs naast mijn bed, voor als ik ’s nachts naar de wc moest. Door al dat hangen en steunen ging ik steeds schever lopen. En behalve om te plassen werd ik elke nacht ook een paar keer wakker door kramp of andere pijntjes in mijn lichaam. Dat zorgde er weer voor dat ik overdag moe en chagrijnig was. Zelfs zitten werd op een gegeven moment een marteling. Ik moest er niet aan denken om achter de laptop te kruipen. Mijn directe omgeving leed vervolgens weer onder mijn slechte humeur en daarnaast ging het ook steeds slechter met mijn vader, die sinds een paar jaar gediagnosticeerd was met Alzheimer.

Ik heb toen twee jaar alleen in gedachten blogs geschreven, want de ideeën bleven komen. Ik besloot om tegen God te praten. ‘Praten tegen God’ heb ik overgenomen van Celie uit The Color Purple, één van mijn lievelingsboeken. In twee jaar heb ik heel veel tegen God gezegd. Maar speciaal voor deze blog heb ik een top 10 gemaakt. De onderwerpen staan niet in volgorde van belangrijkheid, maar in chronologische volgorde:

  1. Ludwig Johannes Donau, (mijn vader die 2 mei 2018 is overleden)
  2. Mijn heupoperatie
  3. De lol die ik had toen ik in een rolstoel zat
  4. Prince
  5. Alpha Cursus
  6. The Revolution in concert
  7. Monster Energy
  8. Mijn persoonlijke lievelingsboekenlijst tot nu toe: Rozemarijntje, En toch ben je Jenneke, Alleen op de wereld, Koning Wikkepokluk op zoek naar een rijk, De Griezels, Het verrotte leven van Floortje Bloem, The Color Purple, het kookboek ‘Wat je ver haalt, is lekker’, De Bijbel in 1001 blokjes en The most beautiful. Ook deze lijst is in chronologische volgorde opgesteld. Ik lees het boek Koning Wikkepokluk op zoek naar een rijk net zo graag als De Griezels of De Bijbel in 1001 blokjes.
  9. De extra boeken van de Willibrordusvertaling van de Bijbel
  10. Zombie Snail

1. Ludwig Johannes Donau

Kerst en mijn vader horen bij elkaar. En niet door het knutselwerkje aan de muur bij de lift in het verzorgingstehuis waar mijn vader de laatste jaren van zijn leven verbleef, waar ‘vrolijke kerst’ op stond en dat eruit zag alsof het er al heel lang hing, maar omdat mijn vader 26 december 1936 is geboren. Ik vierde mijn hele leven op Eerste Kerstdag de verjaardag van Jezus, samen met mijn ouders, broers en zus en op 26 december die van mijn vader, de rest van de familie en wie er verder mee wilde feesten.

Tweede Kerstdag 2018  wist ik ineens niet wat ik moest doen. Het is nu augustus 2019, maar ik vraag me nu al af waar ik dit jaar 26 december zal zijn. In ieder geval niet meer op het verjaardagsfeestje van mijn vader. Na zijn crematie op 11 mei 2018  wilde ik een blog als tribute schrijven. Het werd echter een kort berichtje op Facebook, met daaronder een foto van mijn vader die zwaait. De vele reacties en die lieve woorden daaronder zorgden ervoor dat de tranen daarna nog lang over mijn wangen bleven stromen. Dankjulliewel.

 

2. Mijn heupoperatie

Voordat ik dit keer begon met schrijven heb ik al mijn vorige blogs teruggelezen. Ik zag dat ik best vaak over mijn heup had geschreven en over hoe ik verlangde naar een operatie.

Toen het eindelijk zover was – 1 augustus 2018 –  was ik opgelucht maar ook zenuwachtig. Inmiddels had ik van een ervaringsdeskundige gehoord dat een heupprothese  het beste was dat hem in jaren was overkomen. Drie mensen die iemand kenden die een nieuwe heup had gekregen zeiden positieve dingen als ‘na een week liep ze al zonder krukken’, ‘ze wandelde het ziekenhuis uit alsof ze nooit iets aan haar heup had gehad’ en ‘ik zie er niets meer van’.

Ik had vlak voor de operatie nog goede heup…ik bedoel hoop. En de eerste uren na de operatie was ik ook echt gelukkig, door de roes van de medicijnen. Maar toen ik erachter kwam dat ik zonder hulp niet eens meer rechtop kon zitten, raakte ik lichtelijk in paniek. Gelukkig stond er na één druk op de alarmknop binnen een paar seconden een vriendelijke verpleger naast mijn bed. Ik lag met nog drie andere hulpeloze patiënten op een kamer (wel in verschillende bedden) en als we niet allemaal zo’n pijn hadden gehad, was het waarschijnlijk een gezellig slaapfeestje geworden. De hele nacht liep de verpleger heen en weer om pijnstillers uit te delen.

Mijn paarse krukken stonden de volgende dag werkloos naast mijn bed. Als ik moest plassen, werd ik in een walker – een soort rollator waar ik helemaal in kon – gehesen en zogenaamd liep ik dan zelf naar het toilet. (De verpleger trok de walker langzaam vooruit en ik hing er als een lappenpop in.)

De volgende dag moest ik van de fysiotherapeut van het ziekenhuis toch echt proberen met krukken te lopen. Over 10 meter deed ik een kwartier. Na 15 meter was ik uitgeput. En ik had overal pijn. Toen ik de volgende dag weer naar huis mocht, was die pijn minder, maar lopen lukte nog steeds niet. In een rolstoel verliet ik het ziekenhuis. Ik had gehoopt dat ook ik na een week zonder krukken zou kunnen lopen, maar ik kon niet eens zonder hulp staan.

De arts van het ziekenhuis zei dat als alles goed ging, men na drie maanden niet eens meer zou kunnen zien dat ik nieuwe heup had.

Pas geleden – augustus 2019 – dacht ik ‘even’ voor de tram te kunnen rennen. Ik ging echter langzamer dan ik zou willen, maar omdat ik eenmaal aan die moeizame tocht was begonnen, wilde ik het afmaken en de tram ook echt halen. Ik rende op de trambaan, vóór de tram dus de bestuurder moest wel wachten, anders zou hij mij overrijden. Ik verwachtte een ongeduldige trambestuurder toen ik eindelijk de tram binnenstapte. Hij was echter heel vriendelijk en zei: ‘Rustig aan, hoor mevrouw. Ik zag al dat u moeilijk loopt.’

Maar, ik heb géén pijn meer.

 

3. De lol die ik had toen ik in een rolstoel zat

Omdat Juri en ik in 1988 van plan waren om te trouwen,

hebben wij ons 8 augustus verloofd.

Daarna hebben we die dag erin gehouden

zonder dat we elkaar officieel eeuwige trouw hebben beloofd.

Die datum is sindsdien een persoonlijke feestdag

en we vieren het nog steeds

Daarom zijn we 8 augustus 2018

naar de Former Band of Prince geweest.

Niet The Revolution maar de NPG.

The Revolution zou zes maanden later optreden,

maar dat wist ik toen nog nie(t).

 

Omdat ik net een nieuwe heup had gekregen

en zelfs in huis zonder rollator niet vooruit kwam,

leek het Juri het beste als ik niet met de tram ging,

maar een taxi naar Paradiso nam.

De taxi was er ruim op tijd.

Juri en de rolstoel reden mee.

De rolstoel paste niet in de achterbak,

maar de chauffeur had een goed idee.

Naast mij was nog ruimte,

de rolstoel kon daar ingeklapt staan.

Een gordel bleek niet nodig;

die stoel kwam slechts twee keer tegen me aan.

 

Bij Paradiso leek het alsof ze me reeds hadden verwacht.

We konden meteen naar binnen

en werden met de lift naar boven gebracht,

ruim voor de show zou beginnen.

Ik kreeg een sleutel voor de lift zodat ik naar de wc kon.

En we hadden een mooi plekje gevonden op het balkon.

Na het concert, dat echt geweldig was geweest,

hebben we in de kelder nog verder gefeest.

Het is een beknopt verhaaltje geworden,

nog geen half kantje vol.

Maar toen ik in een rolstoel zat,

had ik dus heel veel lol.

4. Prince

Prince is al een paar jaar niet meer onder ons. Ik ga ervan uit dat hij optreedt in de hemel.  Ricardo en Wendel, mijn overleden broers dansen en zingen mee en ook mijn vader viert er feest. Natuurlijk weet niemand op aarde echt hoe het in de hemel is, iedereen maakt er een eigen voorstelling van. Maar dat niemand terugkomt, betekent ook iets. Als je daar eenmaal bent, wil je nooit meer terug.

Prince heeft het weleens over God, engelen of over de hemel. In de albumversie van Controversy bidt hij zelfs het Onze Vader. Vier van Prince’s nummers staan trouwens in mijn Spotify-gospellijst: ’The Cross’, ‘The Word’, ‘Get on the Boat’ en ‘Elephants and Flowers’. Ik vind dat ze passen tussen nummers als ‘You got the love’ van Candy Station, ‘Joy’ van For King & Country, ‘The Presence of the Lord’ van Byron Cage en ‘Hosanna’ van Kirk Franklin.

Alle nummers van Prince die over liefde en seks gaan, schaar ik onder het Bijbelboek ‘Hooglied’, een handleiding voor de getrouwde stellen onder ons.

Volgens de tien geboden mag je geen idols maken. Prince was ooit mijn idool, maar ik zie hem nu als een van mijn grote broers. Ik ben nog steeds wel superfan, maar dat ben ik ook van mijn dochter die inmiddels twee mooie singles heeft uitgebracht.

5. Alpha Cursus

Ik was niet van plan om aan een Alpha Cursus te beginnen. Sterker nog, tot twee dagen voordat de cursus begon had ik er zelfs nog nooit van gehoord. Ik had met een vriendin die ik al best lang ken, mijn oudste vriendin eigenlijk wel, afgesproken om naar de film te gaan. (NB: er zijn mensen die ik nog iets eerder dan 38 jaar geleden voor het eerst heb ontmoet, maar die spreek ik alleen nog via Facebook en dan telt het niet meer, vind ik.) Na de film gingen we nog wat drinken. Ze vertelde me dat er bij haar moeder in de kerk op de zondagavond ‘specials’ waren. Andries Knevel zou de komende drie maanden op zondagavond interviews afnemen bij onder andere Jort Kelder, Thierry Baudet, Ben Tiggelaar en Bram Moszkovicz. Of ik een keer mee wilde?

Ik ging een keer mee en het was leuk. Daarna dronken we een kopje thee in de kantine van de kerk. Vroeger ging ik ook wel eens met haar en haar familie mee naar de kerk en in de kantine zag ik een hoop oude bekenden.

Ik herkende ook een dame die zich mij niet meer herinnerde. We raakten wel aan de praat en zij nodigde me uit voor een Alpha Cursus: een cursus over de beginselen van de Bijbel. Om een lang verhaal heel kort te maken: het blijkt een van de betere beslissingen die ik ooit heb genomen. Niet alleen om de maaltijd die we elke cursusavond kregen voordat de ‘les’ begon (verzorgd door een zuster die een Surinaams cateringbedrijf heeft), of om de chocolaatjes en dropjes die we kregen na de korte film, maar ook vanwege de lieve mensen die ik in die tien weken heb leren kennen.

De bedoeling van de cursus is niet om leden te ronselen voor die kerk, maar door die cursus ben ik wel weer over God en Jezus na gaan denken en wilde ik weer naar de kerk. Ik zag in dat ik toch meer nodig had dan het meezingen met de liedjes uit mijn Worship Spotify-lijst en het verslinden van de boeken van Derek Prince. Daarom maak ik nu deel uit van The River Church Family. En niet omdat de naam van de kerk zo mooi verwijst naar mijn achternaam, of omdat Prince een nummer heeft geschreven dat The Holy River heet en dat daar een adembenemend gitaarsolo in voorkomt, of omdat ik er maar 17 minuten over doe om de kerk te bereiken als ik meteen de sneltram heb. Maar dat zijn wel leuke feitjes om te vermelden.

 

6. The Revolution in concert

Dinsdag 5 februari 2019 zei ik tegen mijn oudste vriendin – tijdens de Alpha Cursus – dat ik het jammer vond dat ik geen kaartje had kunnen krijgen voor het optreden van The Revolution in Paradiso. De kaartverkoop was in september 2018 al begonnen. Binnen tien minuten na de start waren de tickets uitverkocht. Pas in december kwam er af en toe een kaartje voorbij op TicketSwap, maar ik was helaas steeds te laat.

Ik had de hoop opgegeven en maakte al plannen om mee te gaan naar het optreden van de band Trinity, die zondagavond 10 februari 2019 in dezelfde kerk als waar de Alpha Cursus werd gegeven, zou optreden. Misschien hadden die Jehova ’s getuigen toch gelijk en moest ik niet meer naar de óude liedjes van Prince luisteren en werd de boodschap op deze manier overgebracht. The Lord works tenslotte in mysterious ways, volgens Bluesbrother Elwood.

En toen stuurde een lieve vriendin – die ik in 2015 via Facebook heb leren kennen en die ik daarna in het echt heb mogen ontmoeten – me dinsdag 7 februari om 15:00 uur het volgende bericht:

‘Diana, ik heb een kaartje voor je!’

Ik wilde eerst zeker weten dat het geen grapje was, voordat ik heel blij werd. Nog diezelfde avond had ik het kaartje in mijn bezit. De uitspraak van Elwood paste hier beter. Die zondag zat ik naast mijn lieve Facebookvriendin in Paradiso te genieten van The Revolution. En omdat Paradiso vroeger een kerk was en de zaal gevuld was met liefde, wist ik dat het goed was.

 

7. Monster Energy

Nu, terwijl ik dit schrijf, staat de tv aan. Een interessant programma over ondernemers op RTL 7 is net afgelopen. Nu begint ‘RTL GP: Motocross of Nations’. Ik kijk niet meer naar de tv. Ik probeer op te schrijven hoe ingewikkeld het Hebreeuwse schrift eigenlijk is, maar dat ik het wel graag wil leren omdat het nog steeds gebruikt wordt in Israël en omdat de eerste Bijbel in het Hebreeuws is geschreven. Ik had een paar weken terug tegen God gezegd, dat ik het irritant vind dat als ik naar de Bijbel als audioboek luister, er heel omslachtig wordt verwezen naar de oorspronkelijke, Hebreeuwse betekenis van een woord en dat ik helemaal uit het verhaal raak. Maar ik wil ook controleren of het echt waar is, wat ze zeggen. En ik wil naar Israël om het Loofhuttenfeest mee te maken. Het Loofhuttenfeest duurt zeven dagen en het schijnt het feest der feesten te zijn.

In tegenstelling tot de dode talen Grieks en Latijn – die ik van 1983 tot en met 1988 in mijn vakkenpakket had – leeft het Hebreeuws. Tenminste, dat zeggen de mensen in de filmpjes over Hebreeuwse les op Youtube.

Ik heb het Hebreeuwse alfabet inmiddels onder de knie. Het lijkt op het Griekse alfabet, maar  de symbolen die in het Hebreeuws voor de letters worden gebruikt, geven ook de cijfers weer: De eerste letter van het alfabet, aleph is ook de 1, beth is 2, gimel is 3, daleth is 4, heh is vijf, vav is 6 enzovoort. Het is ingewikkeld maar wel interessant. Vind ik.

Terwijl ik dus voor de televisie zit te schrijven, zie ik ineens het logo van Monster Energy drink – een grote M – vol in beeld. En de winnaar van de race houdt trots een trofee, waar ook een grote M op staat, in de hoogte. En toen zag ik het. Het logo van Monster Energy is niet zomaar een grote M! Het is drie keer de Hebreeuwse letter vav, oftewel drie keer het cijfer 6. Hier is vast lang over nagedacht. En inmiddels algemeen bekend. maar ik wist het niet voordat ik me in het Hebreeuwse schrift verdiepte. Ik vraag me af of al die motorcrossers dat weten. En of het ze wat kan schelen…

8. Mijn lievelingsboekenlijst.

En ineens valt me op dat ik al meer dan 2600 woorden heb geschreven en pas zeven verschillende onderwerpen heb besproken. Over de titel – Zombie Snail – heb ik het nog steeds niet eens gehad.

Ik heb een top 10 samengesteld. Maar nummer 8 spreekt eigenlijk al voor zich. Het zijn míjn persoonlijke favorieten:

lievelingsboeken

Ik leg een andere keer wel uit waarom juist die boeken. Wie nu al wil weten waar al die fantastische boeken over gaan, kan:

A: ze bij Bol.com bestellen

B: lid worden van de bibliotheek

C: bij mij langs komen om ze te lezen. Ik leen ze niet uit.

9. De extra boeken van de Willibrordusvertaling van de Bijbel

Dit is de nieuwste titel van mijn lievelingsboekenlijst. Hier ga ik een een aparte serie aan wijden!

 

10. Zombie Snail.

En tot slot: Nummer 10 verdient bij nader inzien een eigen pagina, aangezien de impact die het zien van een Zombie Snail op mij heeft gehad, niet in tien regels te beschrijven is.

 

Goet gezechd!

Lang geleden werkte ik als office manager, voor een hele nare man. Uit de drie dames die hadden gesolliciteerd, koos hij voor mij. Niet omdat ik de beste was, maar omdat de andere dames het na het tweede gesprek ineens lieten afweten. Ik hoefde niet voor een tweede keer te praten, maar werd persoonlijk gebeld door de directeur en kon meteen beginnen. Ik hoorde dit verhaal pas na zes maanden. Het meisje, dat voor mij de office manager was, kwam op een dag langs. Wij raakten aan de praat en ze vertelde me dat ze door die nare man was ontslagen. Hij wilde nog wel dat ze de tweede ronde van de gesprekken voerde; hij had zelf geen tijd. Uit wraak had ze de andere meisjes bang gemaakt. De baas kwam er helaas achter voordat ze dat bij mij kon doen.

Er werkten nog vijf mensen in het bedrijf, waaronder zijn vrouw. Hij had altijd gelijk en niemand sprak hem ooit tegen. Ik probeerde het in het begin wel, omdat het nodig was. Bijvoorbeeld toen hij een factuur in tweevoud verstuurde en op de factuur schreef:  Bijlage copie factuur.

Ik zei vriendelijk dat kopie met een ‘K’ werd geschreven.

Maar hij snauwde: “Wie is hier nou de directeur” en beet me toe dat kopie met een ‘K’ lelijk staat.

“Je schrijft toch ook niet faktuur?”

Na nog een paar van zijn gemene opmerkingen hield ik ook maar mijn mond. Zelfs toen hij over Surinamers begon.

Hij had er geen problemen mee dat ze er waren, maar hij werd tureluurs van de manier waarop ze spreekwoorden verpestten. Tja, ik ben in Rotterdam geboren, ben nog nooit in Suriname geweest, maar dat de kat haar kittens in de oven baarde, betekent niet dat het ineens koekjes zijn.

Waarschijnlijk had die directeur daarom een extra hekel aan mij. Ik strooide niet eens met spreekwoorden en gezegden. Tenminste, ik gebruikte ze niet in mijn dagelijkse vocabulair.

Ik ken er wel veel. Ik heb al jaren een ‘het grote spreekwoorden en gezegden boek’. Ik kijk vooral naar de plaatjes, omdat die tekeningen de teksten letterlijk uitbeelden en daardoor heel grappig zijn. Ook ben ik dol op odo’s. Dat zijn Surinaamse gezegden, spreekwoorden en spreuken waarbij je vijfhonderd woorden gebruikt om te zeggen ‘ik zou het niet doen’ of ‘dat overleef je niet.’ Zelf heb ik liever dat men direct zegt wat ze bedoelen. Dat voorkomt veel misverstanden.

Voordat ik verder ga over spreekwoorden, zal ik eerst nog vertellen hoe mijn verhaal met die vreselijke man afliep. Na vier maanden bij hem gewerkt te hebben, bleek ik zwanger. Hij ontsloeg mij na tien maanden. Niet omdat ik dik werd, maar om een andere, vage reden. Nadat ik was bevallen, ging ik weer solliciteren. Ik leed vast nog aan zwangerschapsdementie, want ik gaf die man op als referentie. Toen hij werd gebeld, schrééuwde hij – volgens de consulente van het uitzendbureau – dat ik lui was en alleen de koelkast leeg vrat. Hij zou mij niet aannemen als hij het voor het zeggen had. Ik mocht gelukkig uitleggen wat er echt aan de hand was en kon alsnog aan de slag.

Het was wel de druppel die de maat vol maakte. Hij wilde natuurlijk ook een vinger in de pap steken. Toch verdiende dat, wat hij deed, geen kroon. Na zijn laatste opmerking waren de poppen gaar! Die man was gewoon te dom om met het achtereind van de duivel te dansen.

Alleen de eerste verhaspeling is trouwens van een Surinamer. Mijn moeder was lang geleden boos op onze de buurman. Hij had voor de zoveelste keer een overstroming veroorzaakt in de gemeenschappelijke gang. Zij stond tot haar enkels in het water en wilde vast in één keer alle toepasselijke spreekwoorden gebruiken, die ze op dat moment kon bedenken. De andere vier heb ik van autochtone Nederlanders. Eén ervan komt zelfs uit een heel saai praatprogramma.

Het is niet aan mij om anderen tot vervelens toe te verbeteren of om de taal aan te passen. Ik kan ook niet in één keer foutloos een tekst neerzetten. Soms laat ik mijn verhaaltjes nakijken door iemand die – niet door mij – betaald wordt, om teksten te redigeren en daarna zitten er bijvoorbeeld nog maar twee foutjes in, in plaats van zeven. Daarom mijn excuses als er af en toe toch nog een taalvoutje in mijn verhaaltjes staat. Na zevenenveertig jaar zou je verwachten, dat ik de taal eindelijk beheers en zelf mijn teksten kan corrigeren. Maar of er nu een ‘d’ te weinig staat of een ‘t’ te veel, als je maar begrijpt wat er gezegd wordt. Toch?

 

NB: Ik heb deze tekst zelf nagekeken. Als je toch nog een foutje vindt, stuur mij een mail. Wie weet win je een leuke preis!

Piesbosch

Ken je die filmpjes van ‘Je had maar een taak’? Mensen die in benarde situaties terecht zijn gekomen, zoals met hun hoofd tussen de spijlen van een hek of met één hand in een tamponapparaat? Zij moeten lijdzaam ondergaan dat ze uitgelachen én gefilmd worden. Ik ben toentertijd gelukkig niet gefilmd. Ik deelde het filmpje van ‘JHMET’ via mijn Facebookpagina en schreef er bij:

(…) Zal niet zeggen welke het was, maar ik herkende de situatie meteen! Ik tag expres niemand,  je weet zelf wie je bent (…)

Eén van de reacties was: (…) “Je ‘hele’ leven schrijf je in je blogs…en dit onthoud je ons?”

Ja, dat klopt. Ik moest trouwens meteen ergens anders aan denken. Dat was ook behoorlijk gênant, maar dat wil ik wel delen.

Toen ik dertien was, vroeg een vriendin of ik in de zomervakantie met haar en haar moeder mee ging naar hun vakantiehuisje in de Biesbosch. Zij zouden daar vier weken verblijven. Ik zei dat ik helaas niet meekon, omdat ik de laatste week van de vakantie met mijn moeder naar Griekenland zou gaan.

“Geen probleem”, zei mijn vriendin. “We brengen je na twee weken weer terug.”

Ik was eerder mee geweest naar hun huisje in de Biesbosch. Op een vrijdagmiddag gingen we er meteen uit school heen met haar moeder. Dat weekend vierden we de verjaardag van een kennis van de moeder van mijn vriendin. Zij was in de Biesbosch met haar man en haar twee dochters van veertien en zes jaar.

Die zomer was die familie er ook weer. Beide meisjes hadden een leeftijdsgenootje mee en hun neef van zestien was er ook. De familie had een kano en een roeiboot waar vier mensen in konden. Wanneer de boten niet werden gebruikt, lagen ze in de tuin. De tweede dag dat we in de Biesbosch waren, gingen we bij hen op bezoek. De neef liep net de tuin door, met de kano. De volwassenen en de twee jongste meisjes bleven op het gras zitten, terwijl wij met z’n vieren de roeiboot meenamen.

We moesten de boot helemaal naar de sloot sjouwen, een stukje het water in tillen en er dan zelf in klimmen. Ik voelde de blubber aan mijn voeten zuigen. Mijn vriendin schreeuwde dat ze op een vis stond. Toen de-dochter-van-de-kennis-van-de-moeder-van-mijn-vriendin eindelijk zei dat we ver genoeg van de kant waren, sprongen we snel de boot in. De dochter roeide in haar eentje en we gingen best hard.

Na tien minuten zei mijn vriendin dat ze weer naar de kant wilde, omdat ze moest plassen. Het-speelmaatje-van-de-dochter-van-de-kennis-van-de-moeder-van-mijn-vriendin stelde voor dat mijn vriendin even de boot uit ging zodat ze in het water kon plassen. Maar mijn vriendin wilde persé terug. Eenmaal aan de kant verdween ze snel in de bosjes. Ik had verwacht dat ze na haar sanitaire stop weer de boot in zou springen. Maar toen mijn vriendin eindelijk uit de bosjes kwam, gleed ze meteen het water in. Ze zwom de boot voorbij en ging zelfs even kopje onder. Ze had zin om te zwemmen, zei ze.

Het varen was leuk. Wij mochten allebei een stukje roeien en we kwamen de neef in de kano ook nog tegen. Hij bleek heel aardig. Mijn vriendin wilde in de kano zitten. Ik durfde niet. Toen zij omsloeg, hielp de stoere neef haar het water uit. We waren allebei op slag verliefd, maar dat deelden we die avond alleen met elkaar. Mijn vriendin vertrouwde me ook toe dat ze tijdens het plassen achterover was gevallen, in haar eigen pies. Omdat ze niet wilde dat wij dat merkten, is ze meteen het water in gegaan zodat het leek alsof haar rug en haar haar nat daardoor zo nat waren.

De volgende dag gingen we weer bij de meisjes op bezoek. Omdat de kans bestond dat hun neef er ook zou zijn, hadden we ons mooi aangekleed. Mijn vriendin droeg een lichtblauwe zomerjurk en ik had een lichtblauwe driekwartbroek aan, met daarboven een gehaakte, witte trui. Toen we bij de andere meisjes in de kamer zaten – de neef was er niet- dacht ik dat ze naar mij staarden omdat ze mijn broek mooi vonden. Ineens kwam het speelmaatje naar mij toe en fluisterde:

“Er zit een vlek op je broek!”

Ik was dertien en was maar twee keer eerder ongesteld geworden. Ik hield geen menstruatiekalender bij en werd er iedere keer weer door verrast. Ook had ik nog geen kramp in mijn buik, een week van tevoren een pesthumeur en last van onverklaarbaar verdriet.

Met mijn trui om mijn middel gingen mijn vriendin en ik naar de enige supermarkt in de buurt. Zij overtuigde me ervan dat ik tampons moest kopen.

“Daar kan je gewoon mee het water in en je voelt er niets van, ik heb het weleens geprobeerd.”

Thuis deden we mijn broek meteen in de wasmachine en daarna in de droger, zodat ik mijn outfit de volgende dag weer aan kon. Mijn vriendin droeg de volgende dag opnieuw haar lichtblauwe jurk. De stoere neef was er deze keer wel. Hij stoeide met de jongste meisjes en lette niet op ons. Toch was het een gezellige bijeenkomst. Totdat we aan tafel gingen. Het oudste speelmaatje zei luid, waar iedereen bij was:

“Hé, je ziet niets meer van die vlek in je broek!”

Mijn vriendin verslikte zich, verbrandde haar tong aan de tomatensoep en knoeide op haar jurk. Ze kon niet meer stoppen met hoesten en wilde meteen naar huis om de rode vlek uit haar lichtblauwe jurk te spoelen. Ik ging met haar mee, terwijl haar moeder bij de familie bleef zitten. De  volgende dag zijn we niet meer met haar meegegaan naar de familie.

Na drie dagen kregen mijn vriendin en ik knallende ruzie. Het was zo erg dat zij zich opsloot in de badkamer en ik huilend naar huis belde, om te vragen of ze me kwamen halen. Mijn ouders waren er echter niet en mijn broers en zus hadden geen auto.

“Vraag of ze je weer naar huis brengen”, stelde mijn zus voor.

“Maar we zijn hier pas een week!”, schreeuwde mijn ex-vriendin kwaad, toen ik zei dat ik weg wilde. “Je zei dat je twee weken zou blijven!”

Zij wilde niet mee naar Amsterdam en eiste dat haar moeder mij alleen zou wegbrengen. Maar ze moest mee van haar moeder. De hele weg naar Amsterdam hebben we niets tegen elkaar gezegd.

Toen ik twee weken later met mijn moeder in Griekenland was, heb ik haar een kaartje gestuurd: “Was het nog leuk in de Piesbosch? Hier hebben we een zwembad en er zitten geen vissen in.”

NB: Als iemand zichzelf denkt te herkennen in dit verhaal: ik vond het boottochtje heel leuk. En als iemand vraagt of je bekent bent in de Piesbosch, dan moet je gewoon ontkennen dat jij het was.

En voor de Facebook-vriendin die schreef: “Aaaah wil je je momentje echt niet delen? Wil het graag voor me zien. 😉”

Mijn antwoord blijft nee, maar het verhaal hierboven is vast ook leuk om je voor te stellen.

Finding Nemo

 

Op 31 juli 2000 werd mijn dochter één jaar. Ze kreeg die dag twee goudvisjes voor haar verjaardag. Niet in een ronde kom – want dat vonden de visjes niet leuk – maar in een mooie, zware glazen bak waarin ze baantjes konden trekken. De visjes hadden geen naam.

Toen we in 2001 gingen verhuizen, was er nog maar één visje over. In ons nieuwe huis kreeg hij een nieuwe bak en een nieuw vriendje.

Op een ochtend, het was alweer februari 2004, zwom er nog maar één visje in het water. De bak stond op de kast vlakbij het raam, zodat de visjes goed naar buiten konden kijken. Ik dacht eerst dat het ‘verjaardagscadeau-visje’ zijn nieuwe vriendje had opgegeten. Ze waren even groot, maar misschien had hij ontzettende honger gekregen en was het gewone vissenvoer niet voldoende geweest. Een paar dagen later bleek dat de nieuwe vis uit de bak was gesprongen. Ik vond hem tijdens het opruimen terug achter de verwarming naast de kast. Het leek wel of de vis van plastic was, zo hard was hij geworden.

De vrouw van de dierenwinkel waar we een vervangende vis gingen kopen, kon wel huilen toen ze hoorde hoe onze vis aan zijn einde was gekomen.

“Weet je wel hoe vreselijk het is om zo te sterven?” zei ze dramatisch. “Dat gun je niemand!”

Om te voorkomen dat het nog een keer zou gebeuren, kochten we deze keer een bak met een deksel. Er zaten luchtgaatjes in en een klepje waar het eten door zou kunnen. Uit deze bak kon niemand meer ontsnappen.We hadden weer twee vissen maar de verjaardagsvis trok na een paar dagen om onduidelijke reden krom en een week later dreef hij dood in het water.

De goudvis die we toen kochten was eigenlijk geen goudvis. Hij was een stuk kleiner dan het visje dat er nog was en hij was zilverkleurig.

“Een zilveren goudvis,” had mijn dochter enthousiast geroepen toen ze hem in de winkel zag.

Ook dat visje was binnen een paar dagen dood. Omdat het andere visje weer ‘zo zielig alleen’ was, had mijn dochter hem een naam gegeven.

“Misschien vermoordt Nemo hen wel, wil hij geen gezelschap?” opperde ze.

“Misschien wel,” zei ik. “Kijken wat er gebeurt als hij alleen blijft.”

NB: Vandaag, 12 januari 2017 weet ik nog steeds niet zeker of Nemo een jongetje is. Ik heb geen idee hoe je aan een goudvis zou kunnen zien of het diertje een hij of een zij is.

Aan guppy’s was het verschil tussen jongens en meisjes duidelijk te zien. Een van mijn broers – Kenneth – had een aquarium met een stuk of vijf guppy’s. Er zwom één jongen tussen. Hij leek op de vis uit het boek van Marcus Pfister: de mooiste vis van de zee.

mooiste_vis_3

De meisjesguppy’s waren saai grijs, met een kleine staart en constant zwanger. Hun kinderen bleken ook allemaal meisjes. Ze groeiden hard, raakten snel zwanger en iedere week als ik langs kwam, waren er weer wat meisjes bij gekomen.

Ik weet niet hoe lang het vermenigvuldigen van die guppy’s door had moeten gaan, maar bij Kenneth stopte het abrupt omdat de jongensguppy met zijn staart vast kwam te zitten in de pomp van het aquarium. Mijn broer was er helaas niet bij toen het gebeurde, anders had hij de pomp uit kunnen zetten zodat de guppy gered kon worden. Natuurlijk vond Kenneth het jammer dat hij geen mooie vis meer had, maar nu hoefde hij niet meer om de week een groter aquarium te kopen. Op een gegeven moment had hij meer dan veertig visjes en kocht hij een aquarium zo groot als een zitbad.De twee visjes die bij mij woonden, hadden altijd genoeg gehad aan een bak van 17 liter. Voor één visje was dat vast en zeker voldoende.

We kochten nieuwe geen visjes meer, maar ons huishouden breidde zich wel uit met een vriend en stiefpapa in 2006 en een zoontje en broertje in 2008.

Omdat Nemo in 2009 zijn eerste lustrum vierde, besloten we hem te verwennen. We gingen in de dierenwinkel op zoek naar wat lekkers voor hem. Toen we allerlei mooie steentjes bekeken – vissnoepjes bestaan volgens de mevrouw van de dierenwinkel niet – liet ze ons ongevraagd een glazen bak zien. Hij was net binnengekomen. Er kon twintig liter water in en de rand was extra hoog.

“Maar er zit geen deksel op. Straks springt de vis eruit!” zei ik.

“En daar is die hoge rand dus voor,” zei ze. “Als je dit aquarium voor de helft vult, is dat voldoende. De vis kan er dan niet uit springen.”

Behalve een glazen bak en paarse steentjes kochten we die dag ook waterplantjes en een beeldje van een schildpad met een schep. Een vis maakt geen geluid, maar kan wel met zijn ogen spreken. Nemo keek trots toen hij kriskras heen en weer zwom in zijn nieuwe, grotere aquarium. Hij groeide zelfs van trots. Of omdat hij meer ruimte had. Zijn buik werd ook steeds dikker. Het was dat Nemo al een tijdje alleen was, anders zou ik denken dat hij een zij was en zwanger was.

Elke keer, als mijn dochter en ik langer dan drie dagen van huis waren, kwam mijn moeder in ons huis langs om voor de planten en voor Nemo te zorgen. In 2013 gingen we twee weken naar Spanje. Omdat Kenneth in die dezelfde periode ook lang van huis was, beloofde onze moeder om ook bij hem langs gaan om voor zijn guppy’s te zorgen.

Toen wij terugkwamen van vakantie, liep ik direct naar Nemo toe. Hij zwom meteen naar de zijkant van het aquarium toe en keek me boos aan. Hij moest moeite doen om zijn vissenkop onder water te houden. Er zat nog maar vijf centimeter water in zijn aquarium. Ik wist wel dat het warm was geweest in Nederland toen we er niet waren, maar ik kon me niet voorstellen dat het water zo snel verdampte.

Boos belde ik mijn moeder op: “Waarom heeft u niet goed op Nemo gelet? Er zat bijna geen water meer in zijn aquarium!”

Mijn moeder schrok toen ze het hoorde. “ Maar ik heb wél goed voor je visje gezorgd!” zei ze.“Toen jullie weg waren, ben ik meteen de volgende dag gaan kijken. De bak was toen half vol en ik heb het water aangevuld tot de rand. En ik heb het steeds bijgehouden.”

Ik was vergeten door te geven dat ze het aquarium niet te vol moest maken. Nu was ik blij dat ze dat wel had gedaan. Er bleek een scheur in de bodem van het aquarium te zitten die steeds groter werd. Het water liep iedere dag sneller weg. Gelukkig waren we op tijd terug van vakantie om Nemo te redden van een verschrikkelijke dood.

Inmiddels is het 2017. Volgens de mevrouw van de dierenwinkel kan glas zomaar barsten omdat er teveel spanning op staat en daarom heeft Nemo weer een plastic bak. Gisteren kwam hij weer even langs zwemmen toen ik naast zijn bak stond en ik zag ineens een gekke bobbel bovenop zijn lip. Ik was meteen ongerust. Ik weet namelijk uit ervaring dat een bobbel op je huisdier een slecht teken is.

Mijn konijn Braga had in 1991 een bobbel op zijn neus. De dierenarts zei dat ze er wat aan kon doen. Ze heeft het arme dier voor veel geld gemarteld. Toen ik hem terug kreeg (Ja, Braga was écht een jongen, hij had een piemeltje en ballen) was de bobbel weg en had Braga drie hechtingen in zijn gezicht. De volgende dag lag hij dood in zijn hok. De cavia van mijn dochter kreeg na zeven jaar een bobbel in zijn nek. Voordat we hem naar de dierenarts konden brengen, was hij niet meer.

Nemo wordt 9 februari 2017 dertien jaar. Elk jaar krijgt hij wat leuks voor zijn verjaardag. Maar omdat het nu niet meer zeker is of hij er 9 februari nog wel is met zo’n bobbel, ben ik gisteren meteen naar de dierenwinkel gegaan. Nieuwe plastic bak, nieuwe steentjes, verse plantjes en nog wat leuke huisjes en een poppetje. Ik had meteen bedacht dat er misschien een of andere schimmel aan de plantjes of de steentjes zat en dat het gewoon uitslag was, die bobbel op zijn lip.

Nog geen uur nadat ik de bobbel had gezien, had Nemo al een nieuw onderkomen. Maar in plaats van dat hij trots rond ging zwemmen zoals ik van hem gewend ben, ging hij tussen de nieuwe steentjes liggen en bewoog niet. Zelfs zijn ogen, die meestal wel heen en weer gaan of me doordringend aanstaren, leken levenloos. Ik was in paniek.

“Ik hoop niet dat hij nu ineens doodgaat!” riep ik tegen Juri, die een vrije dag had.

Juri kwam ook kijken.

“Misschien moet hij even acclimatiseren,” zei hij ineens. “Dat verse water is natuurlijk een stuk kouder dan het water dat hij gewend was.”

Ik aarzelde geen moment en vulde de gieter met warm water. Voorzichtig vulde ik  het water in zijn bak bij. Juri had gelijk. Na een paar minuten knipperde Nemo met zijn ogen en bewoog hij zijn vinnen. Ook zijn kieuwen gingen open en dicht. Al gauw zwom hij langs zijn nieuwe huisjes. Het leek weer goed met hem te gaan. Ik hoop dat we dit jaar zijn dertiende verjaardag mogen vieren!

PS: Toen Kenneth in 2013 terug kwam van vakantie, waren al zijn visjes dood. Hij zei dat mijn moeder hen te veel eten had gegeven en dat dat de oorzaak was. Maar ik heb op Wikipedia gelezen dat guppy’s in gevangenschap niet ouder dan zes maanden worden. Goudvissen daarentegen kunnen bij een goede verzorging wel vijfentwintig jaar worden…

img_7330-1

 

 

 

 

 

 

 

Zak ‘em uit de heup (not)*

Komt een vrouw bij de fysiotherapeut. Zegt die vrouw:

“Dokter, ik heb zo’n pijn in m’n been.”.

Dit is helaas geen begin van een slechte mop maar mijn verhaal van tegenwoordig. Podotherapie, inlegzooltjes, op maat gemaakte slippers en lelijke sandalen. Allemaal binnen acht maanden gekregen en allemaal hielpen ze niet.

De fysiotherapeut die ik daarna bezocht, zei dat ik scheef liep. Mijn knieën stonden naar binnen, mijn rechterbeen erger dan mijn linkerbeen. Ondanks dat dacht ze dat ze wel wat voor mij kon betekenen. Na mijn eerste bezoek was ik fan van fysiotherapie. Ik kon letterlijk weer huppelen! Zij had een hoop geweld gebruikt, maar het bleek nodig te zijn. Het fijne gevoel bleef hangen tot een uur of vier die middag. Daarna kwam de pijn in mijn been terug en kreeg ik last van mijn nek. Daar kon de fysiotherapeut vast ook wat aan doen. Helaas was mijn volgende ontmoeting met haar pas over een week.

Ik keek er echt naar uit om weer door haar onder handen genomen te worden, want mijn been begon steeds meer pijn te doen. Waar het precies zat, weet ik niet. Maar het hielp als ik mijn dijbeen vlakbij mijn kruis vastpakte en de spier (of pees, ik weet niet wat het was) die ik dan voelde, naar boven duwde. Trots liet ik mijn zelfbedachte behandeling aan mijn dochter zien. Ik vroeg of het er raar uitzag als ik zo over straat ging.

“Je ziet er uit alsof je je plas probeert in te houden”, antwoordde ze.

In de passpiegel in haar kamer zag ik dat ze gelijk had. Het voelde goed maar zag er te vreemd uit om in het openbaar te doen. Dus deed ik het alleen thuis en enkel wanneer ik in mijn eentje was. Omdat ik toentertijd nog vier dagen in de week, acht uur per dag op kantoor aanwezig was, had ik minimaal tweeëndertig uur in de week pijn.

Na een paar dagen had mijn privébehandeling ook geen effect meer. Toen de dag van mijn afspraak eindelijk was aangebroken,  strompelde ik haar praktijk binnen. Vol goede moed ging ze aan de slag, maar deze keer ging ik met nog meer pijn naar huis. Ze  zei dat het nare gevoel weg zou trekken en dat ik me daarna weer beter zou voelen. Na twee dagen was de pijn die zij veroorzaakt had, over. Verder was er niets veranderd.

Na nog drie bezoeken zonder resultaat vroeg ik of ze foto’s wilde maken want de pijn werd steeds erger. Omdat ze zelf geen röntgen ogen of -apparatuur had én omdat ze me niet zonder verwijsbriefje naar het  ziekenhuis mocht sturen, belde ze diezelfde middag nog naar de huisarts. De volgende dag belde zijn assistente mij op om een afspraak te maken: ik kon meteen na het weekend terecht. Gewoonlijk zou ik er alles aan doen om onder een afspraak op maandagochtend om half acht uit te komen. Nu was ik blij dat ik zo snel langs mocht komen.

De huisarts kon me meteen op aanwijzing van de fysiotherapeute doorsturen naar het ziekenhuis, maar hij wilde me per se zelf ook nog pijnigen voordat ik het felbegeerde verwijsbriefje kreeg. Chagrijnig en nog iets kreupeler dan eerst kon ik gelukkig dezelfde ochtend door naar het ziekenhuis om foto’s te laten maken van mijn heup. De huisarts beloofde me dat hij donderdag – vier dagen later – de uitslag zou hebben. Ik kon hem daar tijdens het telefonisch spreekuur over bellen.

In het ziekenhuis werd ik niet onderzocht, maar er werd wel van me verwacht dat ik poses aannam die ik nooit eerder had aangenomen. Ook niet toen ik nog geen pijn in mijn heup had. Toen ik tegen de fotograaf zei dat het niet lukte, verscheen er ineens nog iemand en die hielp me een handje. Na die fotosessie had ik ineens nog veel meer pijn.

De volgende dag werkte ik vanuit huis. Ik had inmiddels zoveel pijn dat ik nog net vanuit bed naar de bank kon kruipen. Veel meer zou niet lukken. Juri moest ons zoontje dan maar alleen naar school brengen. Terwijl ik al werkend naar Netflix keek, belde de huisarts mij plotseling op. De uitslag was binnen en hij had slecht nieuws: er was slijtage aan mijn heup te zien op de röntgenfoto en er waren ook nog wat andere verontrustende dingen. Daarom had hij meteen de volgende dag een afspraak voor mij geregeld bij de afdeling orthopedie van het OLVG. De behandelend orthopeed zou mij daar verder inlichten.

Eenmaal in het ziekenhuis kreeg ik een hele grote röntgenfoto van mijn heup te zien. Zelfs een leek als ik kon zien dat het allemaal behoorlijk scheef zat. Een arts die wist hoe het eigenlijk hoorde, zei wat er mis zou kunnen zijn. Hij noemde drie ziektes waar ik nooit eerder van had gehoord en wilde me meteen onderzoeken. Tijdens het onderzoek drukte hij op nog weer andere plekken dan de fysiotherapeute en de huisarts hadden gedaan. Zijn diagnose was een slijmbeursontsteking. Daar had hij het nog niet over gehad, maar dat bleek de vierde optie. Hij legde uit dat het kwam doordat er wrijving was in mijn heupgewricht, die was ontstaan door het verdwijnen van een of ander noodzakelijk stuk kraakbeen. Een slijmbeursontsteking kon gemakkelijk verholpen worden door de slijtage aan te pakken. Maar dat kon alleen als de ontsteking genezen was. En die ontsteking ging dus niet weg zolang er wrijving was, veroorzaakt door de slijtage.

Voor mij leek het al niet meer op te lossen. Maar gelukkig bestaan er ontstekingsremmende pijnstillers die sterker zijn dan welke wrijving ooit. Alleen de bijwerkingen zijn vervelend. Brandend maagzuur, warrig zijn, suf en vergeetachtig.

Alles wat in me opkomt, wil ik altijd meteen doen, maar ik heb in de loop der jaren geleerd dat het handiger is om eerst af te maken waar ik mee bezig ben voordat ik aan wat nieuws begin. Om de overige vijf dingen die ik meteen bedenk als ik iets afmaak te onthouden, maakte ik vroeger – vaak al direct als ik opstond – een lijstje. Gedurende de dag streepte ik door wat ik voor elkaar had gekregen. Wat voor het slapen gaan nog steeds niet was doorgestreept, schoof ik door naar de volgende dag.

Na mijn eerste nacht vol ontstekingsremmende pijnstillers, voelde ik toen ik wakker werd dat het weer tijd was voor een lijstje. Ik kon niet eens meer kiezen tussen eerst mijn ochtendjas aandoen of eerst mijn sloffen. Naast mijn bed liggen altijd genoeg lege blaadjes om een roman te schrijven. Ik kon alleen mijn pen niet vinden.

NB: Ik gebruik niet zomaar een pen als ik een lijstje maak. Ik heb speciaal voor dit soort momenten een Waterman vulpen. Een lijstje maken met een potlood of een ordinaire Bic pen is voor mij not done. Net als schrijven in mijn dagboek . Dat is ook een bijzondere gebeurtenis en kan ook niet met ‘zomaar’ een pen. Uiteindelijk doe ik het wel, soms is de vulling van mijn vulpen leeg en sommige belevenissen moeten meteen opgeschreven worden voordat ik het vergeet.

Die morgen moest ik – om een voor mij nog steeds niet duidelijke reden – mijn vulpen vinden. Tijdens het zoeken bedacht ik nog vier andere dingen die meteen gebeuren moesten en daarna vergat ik dat ik een lijstje wilde maken. De rest van de dag verliep licht chaotisch, maar toen ik ging slapen was de tafel netjes, de keuken schoon en zat het nachtslot op de deur. Ik gebruikte braaf de voorgeschreven medicatie en het leek te werken. Al wist ik niet of ik nu minder pijn had omdat de ontsteking minder was geworden of omdat ik verdoofd was door de pijnstillers.

Een week later droomde dat ik moest plassen, maar dat de wc bezet was. Ik schrok wakker, moest heel nodig en wilde snel uit bed stappen. Ik was echter vergeten dat ik pijn in mijn heup had en daardoor niet spontaan meer op mijn rechterbeen kon staan. Ik verloor mijn evenwicht en viel schuin achterover. Er was niets in de buurt waar ik me aan kon vastgrijpen, maar gelukkig viel ik niet op de grond of met mijn hoofd tegen de rand van het bed. Een slapende Juri brak mijn val. Hij schrok wakker en was meteen in paniek. Er was echter geen tijd om uit te leggen waarom ik zo hard op hem terecht was gekomen. Ik moest plassen!

Ik hinkte naar de wc en was net niet op tijd.  Terwijl ik op de pot verder plaste, drong het langzaam tot me door wat er zojuist was gebeurd. Ik had pijn maar besloot niet meteen naar de medicijnen te grijpen. Ik zou mijn onderbroek in de wasmachine doen en gaan douchen. De wekker zou toch zo meteen gaan. Ik trok alvast alles uit en liep in mijn blootje naar het washok. Mijn wasmand zat vol en ik weet nog dat ik dacht: ik doe meteen een wasje, dan is dat ook weer gebeurd, ben ik lekker vroeg klaar.

Ik kieperde de wasmand om maar kwam toen tot de ontdekking dat de wasmachine nog vol zat. En  toen herinnerde ik me weer dat ik gistermiddag ‘even snel’ de inhoud van de wasmand van mijn zoontje in de wasmachine had gepropt. Alle kleren waren inmiddels schoon, maar ik was dus vergeten de was op te hangen. Ik had ooit een droger maar die verspreidde opeens heel veel pluisjes. De kleren kwamen er viezer uit dan ze er in gingen. Het wasrek dat ik daarna gebruikte was eigenlijk een tijdelijke oplossing maar werkte prima mits ik niet vergat – zoals nu – om het te gebruiken.

Ik haalde de kleding van mijn zoontje uit de wasmachine. Ze waren dan misschien schoon maar roken alles behalve fris. Nog een keer wassen dan maar. Mijn onderbroek moest daar dan maar even bij. Op de vloer van het washok lag nog steeds de inhoud van mijn wasmand. Omdat het een beetje frisjes begon te worden, zo in m’n blootje, viste ik een handdoek uit de berg wasgoed en sloeg die om. De handdoek rook heel sterk naar ongewassen kleren. Ik wilde snel naar de douche lopen, maar van de pijnscheut die door mijn bekken trok, moest ik stil blijven staan mét een muffe handdoek omgeslagen.

Ik vroeg me af of ik niet eerst even naar de keuken moest zodat ik mezelf kon verdoven voordat ik zou gaan douchen. De douche was dichterbij maar mijn knie begon nu ook te zeuren. Na een korte overweging liep ik naar de keuken, alwaar ik al mijn pillen in mijn rommellade bewaarde. In de keuken zag ik dat het aanrecht nog volstond met vaat. En ik wist weer wat ik voor het slapen gaan had willen doen. Ik kon nu even snel de afwas doen, maar ik had geen broek aan en mijn handdoek rook best vies. Ik besloot – zonder medicatie in te nemen – om te gaan douchen. Maar al na de eerste stap was het alsof iemand me keihard in mijn kont kneep.

“Oh ja, ik zou pijnstillers innemen.”

De pillen die ik vanuit de apotheek in het ziekenhuis had meegekregen, slikte ik alleen nog voordat ik naar bed ging. Ze zouden goed werken om een dolle olifant rustig te krijgen, maar ik wilde de rest van de dag nog kunnen functioneren. Daarom gebruikte ik ‘slechts’ ibuprofen, gewoon gekocht bij Lidl, mijn favoriete supermarkt. Het was vast psychisch, maar de ibuprofen werkte die ochtend meteen. Ik voelde mijn spieren ontspannen en ging lekker warm douchen.

Gelukkig hoef ik niet meer naar m’n werk. Op kantoor kreeg ik pijn in mijn kont en rug van het zitten, en lopen was ook een opgave. Ik besefte me niet hoe vaak ik opstond en door de gang liep, totdat er voor de zoveelste keer aan me gevraagd was of het echt wel ging, iemand opmerkte dat ik liep als zijn oude moedertje en weer een ander verbaasd vroeg waarom ik in de keuken ongemakkelijke kniebuigingen deed.

Ik ben nog een keer naar kantoor geweest, ondersteund door mijn gloednieuwe, paarse design krukken mét reflectoren, maar al snel kreeg ik – ondanks de extra pijnstillers die ik mee had – naast de gebruikelijke pijn, kramp in mijn handen en mijn armen.

Pijnstillers innemen op kantoor was trouwens een erg slecht idee. Ik kon me ineens heel goed voorstellen hoe het olifantje Dombo zich moest voelen toen hij zijn pijn om het gemis van zijn moeder wilde verdoven. Misschien niet met ibuprofen maar met drank, maar toch begreep ik hem: hij flipte.

Ik zag trouwens geen roze olifanten, maar van alle kanten verschenen ineens collega’s die onbegrijpelijke dingen aan mij vroegen en dan ook nog een zinnig antwoord verwachten. Mijn twee telefoons gingen constant over en mijn inbox puilde uit. En natuurlijk moest alles snel gebeuren.

A day at the office on Naproxen Accord

Het was waarschijnlijk gewoon een dag zoals alle andere op kantoor, maar ik kon er niet meer tegen en ben op mijn paarse krukken weggevlucht. Ik ging op het bankje van de bushalte zitten en toen verscheen er een omaatje met een stok en een boodschappen kar. Ik schoof een stukje op, zodat ze ook kon zitten, maar ze zei dat ze niet hoefde. Toen ze mijn krukken zag, riep ze verrukt uit: “Wat heb je mooie stokken, wat een mooie kleur!”

Al gauw kwamen er twee bussen aan. We moesten allebei de achterste hebben. Zij had een mooie zwarte wandelstok en toen ze naar de bus liep, ging ze best hard. Ik strompelde er achteraan. Ik zou ook willen dat ik hard ging met krukken, maar ik hoopte vooral dat ik ook weer snel zonder mijn mooie paarse stokken hard kon gaan.

Als ik thuis ben, loop ik trouwens nog steeds zonder krukken. Als het even niet meer gaat, kan ik alles veilig vastpakken. Ik hoef niet constant uit te leggen wat er met me aan de hand is en niemand vindt het raar als ik spontaan een oefening doe die ik heb geleerd bij de oefentherapie.

Ik ging eerst elke week naar fysiotherapie, maar toen het te pijnlijk werd, veranderde dat dus in oefentherapie. Het is bedoeld om de pijn van de ontsteking en de slijtage te verlichten en ervoor te zorgen dat ik niet volledig verkramp in de tijd dat ik moet wachten op nader bericht van het ziekenhuis.

Volgens veel mensen betekent een versleten heup standaard een heupoperatie. Maar volgens de arts in het ziekenhuis hoort een versleten heup niet bij mijn leeftijd en wil hij eerst van alles uitsluiten voordat hij gaat opereren. Ondertussen heb ik pijn en het wordt steeds erger. Als hij het nog even rekt, ben ik na een tijdje wel oud en kreupel genoeg om geopereerd te worden. (Ik ben namelijk bijna jarig, hoera!)

Gewoonlijk zou ik de dagen tot mijn verjaardag aftellen, maar zes dagen na mijn verjaardag mag ik weer naar het ziekenhuis. En daar verheug ik me meer op.

’s Avonds, vlak voor ik ga slapen, is het weer tijd voor mijn wonderpillen. Deze keer heb ik even geen zin meer in brandend maagzuur – één van de onvermijdelijke bijwerkingen – en ga voor thee met kamille, kurkuma en gember. Kurkuma en gember zijn beide ontstekingsremmend en van kamille ga je lekker slapen.

Eenmaal in bed denk ik aan wat ik gedaan heb vandaag. Geen idee meer wat het allemaal was, maar dat maakt nu toch niet meer uit. In bed kan ik niet liggen hoe ik wil. Ik lig het liefst op mijn rechterzij, maar dat is nu geen optie. Op mijn linkerzij ligt gewoon niet lekker en als ik op mijn rug ga liggen draai ik toch wel weer naar rechts als ik slaap. Ik ben al een paar keer wakker geworden door de pijn in mijn ontstoken slijmbeurs. En ineens maak ik me weer zorgen om de komende nacht. Van al dat gepieker word ik onrustig terwijl het juist mijn bedoeling was om tot rust te komen.

Maar kamillethee is gelukkig krachtig.  Ik voel mijn oogleden zwaar worden. Het laatste wat ik denk voordat ik in slaap val: “Morgen maar weer een lijstje maken. Maar eerst die pen zoeken.”

*Funky liedje van De Jeugd Van Tegenwoordig. Zoek maar op op Youtube. Ga ik meteen op dansen wanneer ik weer helemaal beter ben.

Moeten?

 

Ik had deze week nog zoveel te doen dat ik niet meer wist waar ik het eerst aan moest beginnen. Dus deed ik maar niets. Omdat ik zogenaamd nergens tijd voor had. En daarom:

  • werd mijn aanrecht steeds voller;
  • werd de stapel met kleding om te vouwen/strijken steeds hoger;
  • bleef het idee om van mijn vakantiedagboek een blog te maken slechts een idee;
  • is de fiets van mijn zoontje – vastdraaien van één enkel schroefje – nog steeds niet gerepareerd en heb ik hem de hele week achterop de fiets naar school gebracht;
  • heb ik de Netflix serie Once Upon A Time nog steeds niet afgekeken terwijl het echt een hele schattige serie is. Once Upon A Time gaat over sprookjesfiguren én ware liefde. Ik ben nu bij de aflevering waarin een dwerg en een elfje elkaar per ongeluk ontmoeten. De liefde tussen die twee is onmogelijk maar zo sterk, dat ze in een andere wereld – waar ze niet weten wie ze echt zijn – toch weer verliefd worden, al is zij dan een non en hij een chagrijnige mijnwerker. Ik wil graag weten hoe het afloopt, of ze bijvoorbeeld schattige kindjes krijgen die handig en sterk zijn maar die ook kunnen toveren en vliegen. Of dat de dwerg verongelukt in de mijnen en het elfje sterft van verdriet, maar dat ze elkaar daarna weer in een andere wereld tegenkomen. (De serie heeft tenslotte vijf seizoenen). Maar ik heb helaas geen tijd om te kijken en ben ergens halverwege seizoen één blijven hangen.

Waar ik het zo druk mee heb? Met in bed liggen piekeren over hoe ik dit allemaal moet oplossen. En omdat ik ’s nachts wakker lig, ben ik overdag op kantoor moe en lijkt mijn werk ineens onuitvoerbaar. Lijkt. Want het lukt me uiteindelijk wel, maar daarna ben ik ’s avonds doodop. Op de bank zit ik te knikkebollen en mis belangrijke stukken van series zodat ik niet weet waarom iedereen opeens gaat gillen ofzo. Maar als ik eenmaal in bed lig kan ik niet slapen. Of ik lig al om negen uur te snurken en ben tussen twee en half zes wakker, om vervolgens om kwart voor zeven helemaal gebroken de wekker uit te zetten en uit mijn bed te rollen om weer aan een slopende werkdag te beginnen.

Zaterdagavond was ik zo moe dat ik voor de televisie in slaap viel. Ik heb mezelf om elf uur naar bed gesleept maar net als eerder deze week was ik in bed klaarwakker. Om nergens meer aan te hoeven denken ben ik filmpjes gaan kijken op Facebook.

Om kwart voor acht vanmorgen schrok ik wakker. Geen idee waarvan, want de wereld om me heen was in diepe rust. Op het scherm van mijn iPad zag ik het laatste plaatje van het filmpje waar ik gisteravond aan was begonnen. Ik wist niet waar het over ging en had de mogelijkheid om het filmpje nogmaals op te starten. Maar in plaats daarvan stond ik op. (Ik moest plassen, red.) Terwijl ik naar de wc liep, zag ik de ravage in de keuken. En terwijl ik mijn handen stond te wassen – zoals het hoort na het plassen – besloot ik om te gaan afwassen. Dat is zo  vroeg in de morgen best een rustgevende bezigheid. Omdat ik me daarna zeer goed voelde, besloot ik dat ik best nog een paar klusjes aankon.

NB: Dinsdagmiddag kwam er een vriendje van mijn zoontje op bezoek. Ze hadden zo wild gespeeld dat ze ’s avonds moe waren en om alles ruzie kregen. Daar werd ik moe van. Opruimen had geen zin met die twee druktemakers om me heen en in strijken had ik geen zin. Ik had zelfs geen puf meer om te koken. Juri had avonddienst en was er dus niet om ons te redden. Daarom vond ik het een goed moment om ‘uit eten’ te gaan.

McDonalds was gelukkig niet ver weg. De jongens wilden een cheeseburger, heel veel McNuggets en ketchup. Ze hadden een Nintendo 3 DS mee en toen het eten er eenmaal was, bestonden mijn dochter en ik niet meer voor hen. Mijn dochter wilde een Wrap menu, zonder kaas én zonder tomaat. Volgens het meisje achter de toonbank was dat geen probleem. Maar toen mijn dochter de wrap uitpakte, stak er meteen een plakje tomaat uit het kartonnetje.

“En er zit vast ook kaas in,” zuchtte mijn dochter.

Ze had gelijk. Terwijl ze terugging naar de toonbank, begon ik aan mijn salade met kip. Zoals altijd kreeg ik er een zakje met 50 ml dressing bij. Maar omdat ik dressing over mijn salade niet lekker vind, laat ik het zakje ongeopend. Ze zouden de kaas en de tomaat ook los bij de wraps moeten geven. Dan hoefde mijn dochter nu niet lichtelijk geirriteerd toe te kijken hoe haar broertje en zijn vriend met een stukje kipnugget extra ketchup over hun cheeseburgers smeerden.

“Dit zakje mag je meenemen in het vliegtuig.” zei ik om mijn dochter af te leiden. Ik wees op de dressing.

“Waarom zou ik dat doen?” vroeg ze.

“Je mag 50 ml vloeistof meenemen, en dit is precies 50 ml.” antwoordde ik.

“Misschien kun je het als kussen gebruiken.” zei ze. En terwijl ze haar beker Sprite bijna in een teug leegdronk, hield ze het zakje dressing tegen haar voorhoofd.

“En die mag je ook meenemen in je handbagage,” zei ik toen ze de lege beker op het dienblad neerzette.

“Waarom zou ik dat willen?” wilde ze weten.

“Als de beker vol is, zit er teveel vloeistof in om mee te nemen als handbagage. Een lege beker mag wel mee.”

“Maar waarom moet ik een lege beker meenemen?” vroeg ze verbaasd.

“Niet omdat het moet maar omdat het kan!”  grijnsde ik.

“Dat is stom!” zei m’n dochter. En toen schoot ze in de lach.

Ineens stond de manager van het restaurant voor ons, met een nieuwe wrap.

“Sorry dat het zo lang duurde,” zei ze. “Eet smakelijk.”

Toen mijn dochter de wrap zorgvuldig onderzocht, zat er echt geen tomaat of kaas meer bij.

“Ik wist niet eens dat je dat kon vragen,” zei ik. “Zonder kaas of tomaat.”

“Alles kan,” zei mijn dochter toen. “Zelfs een wrap zonder kip. En ze doen het altijd. Niet omdat het moet maar omdat het kan.”

En daar dacht ik vanmorgen weer aan: Omdat het kán. Zondag is de enige dag waarop niets moet. Als je zegt dat je afgelopen woensdag de hele dag in bed hebt gelegen, of vrijdag de hele dag in pyjama hebt rondgelopen, is dat raar. Maar zondags mag dat.

En je kan op zondag dus ook afwassen, je zoontjes fiets maken en strijken terwijl je naar Netflix kijkt. En daarna een blog schrijven. Niet omdat het moet maar omdat het kan. En daarna ga je ’s nachts lekker slapen. Moet niet, kán.